deel 3 Dichter boran
[ beluisteren via Soundcloud ]
Vermoeid loopt Boran over het festivalterrein. Afgelopen nacht heeft hij weinig geslapen. Gisteren is het nogal laat geworden op een poëzieavond ergens in een boerenschuur in Twente. Toen hij aankwam op het station van Leeuwarden werd hij opgehaald door iemand van de organisatie. De jongen vertelde dat hij pas vanavond hoefde op te treden, in plaats van vanmiddag. Op het terrein sprak hij nog meer mensen van de organisatie. Iemand riep luid, vlakbij zijn oor: 'AS-IT-DER-EARST-MAR-STIET!!!!' Hij greep naar zijn hoofd, niet omdat de taal van de provincie hem niet bevalt, maar omdat hij zich nog steeds beroerd voelt. Een grote vrouw met een lapje voor haar rechteroog nam hem apart en was blij hem opnieuw te mogen begroeten. Een moment vroeg Boran zich af of ze de goeie dichter voor zich had. Als men begint over het gedicht met de fiets, weet hij dat ze hem verwarren met een van zijn Koerdische collega's.
Hij is moe. Zonet zat die meid van vorig jaar weer achter hem aan. Ze dacht hem opnieuw te moeten imponeren met haar lichaam. Toen hij haar van zich had afgeschud, stond hij plotseling oog in oog met De Keimp. Ze omhelsden elkaar hartelijk en tijdens het korte gesprek dat ze hadden, zocht Boran instinctief in zijn zakken, maar gek genoeg repte De Keimp met geen woord over het bedrag dat Boran van hem had geleend.
Eerlijk gezegd mag Boran hem wel, die jongen met dat wilde piekerige haar. Ze komen elkaar zo nu en dan tegen op de zomerfestivals. De laatste keer was op Oerol geweest. Borans Koerdische achtergrond wekte bij De Keimp kennelijk de behoefte op om over zijn eigen achtergrond en taal te beginnen. Boran had geroepen: 'Waarom zing je daar dan niet in, in die taal van jullie? Laat dan zien waar je vandaan komt.' De Keimp was vandaag op het onderwerp teruggekomen. Hij was in een wonderlijke opgewonden stemming. Hij had Boran op z'n borst geslagen. 'Ik ga jouw adviezen opvolgen,' had hij gezegd. 'Het zal inslaan, geloof me, het zal inslaan!'
Toen Boran verder was gelopen, had hij gelachen om Keimpe's naïeve enthousiasme. Tegelijk voelde hij zich slecht over het feit dat hij niks had gezegd over het geld. Drieduizend euro is niet niks, hoewel De Keimp er laconiek over had gedaan. Hij zei dat hij het geld als gift van z'n vader had gekregen, die hopeloze directeur die volgens De Keimp toch middelen genoeg had. Toch moet Boran dit zeurende geldprobleem uit de weg zien te helpen, omdat het hem kan gaan achtervolgen. Deze zaak kan een erg vervelend staartje krijgen, zoals dat hier wordt gezegd.
Na het gesprekje doolt Boran onrustig over het terrein, langs allerlei eettentjes met wonderlijke namen als Burning Baarch en Cut the Crêpe. Hongerig staat hij voor de kleine caravan waar ze crêpes verkopen, maar hij heeft geen euro meer op zak. Hij is al blij als hij van een lange bezoeker een fors stuk cake krijgt aangeboden. De lange jongen staat schaapachtig te lachen als Boran gulzig het stuk cake naar binnen werkt. In een paar happen is het weg.
Dan wordt hij, tot z'n grote schrik, ineens ergens wakker onder een boom. Woest voelt hij in zijn zakken en begint haastig te lopen. Hoewel de hemel strakblauw is, voelt de lucht vreemd drukkend aan. Hij vraagt zich af wat hij heeft gegeten, hij kan niet helder meer denken. Hij strompelt terug naar het backstage-gedeelte waar hij enkele leden van de band van De Keimp ziet. De grote vrouw van de organisatie staat ook bij het groepje. Boran voegt zich bij hen en grijpt in een schaal met borrelnootjes.
'Hoelang duurt het nog?' vraagt iemand.
Boran hoort ze praten over de Elfstedentocht, een schaatswedstrijd die hier schijnbaar nogal belangrijk is. Een van de bandleden heeft de tocht gereden. Lekker interessant, denkt Boran, maar toch komt elk woord scherp bij hem binnen.
'Ale, je bent een echte held,' zegt een meisje met donkere krullen. 'Laatst zag ik beelden ervan terug, met die snijdende oostenwind jagend over dat landschap. Wat een prestatie heb je geleverd. Dat stuk tussen Franeker en Dokkum was bijna niet te doen toch?'
Het bandlid grijpt naar z'n donkerblauwe petje en kijkt haar onbestemd aan.
'Hoe weet jij dat?' vraagt hij.
'Dat zei Keimpe,' zegt het meisje.
'Wat heeft hij nog meer gezegd?' vraagt het bandlid onrustig.
'Wat bedoel je?'
'Over de tocht?'
'Helemaal niks,' zegt het meisje, 'Keimpe heeft straks na het optreden een interview met een muziekjournalist. Die man is toevallig ook bezig met een themaboek over de Elfstedentocht. Zo kwamen we erop. Keimpe zei, over die tocht kan ik ook nog wel wat interessante feiten vertellen.'
Het gekrulde meisje is slank en gespierd, met een licht getinte huid, zodat Boran zich afvraagt of ze ook een buitenlandse achtergrond heeft. Ze wipt omhoog op haar stoere laarzen en klopt het bandlid met het petje op z'n schouder.
'Jij bent een sportheld Ale!' roept ze en slaat het bandlid, dat een beetje ongemakkelijk om zich heen kijkt, nogmaals op z'n schouder.
'Haha,' roept de grote vrouw van de organisatie, 'terwijl bassisten toch vaak zo kleurloos zijn!'
Zelfs Boran, die een buitenstaander is, voelt het ontactische van de opmerking, anders dan de grote vrouw die haar tas pakt en er een pakje sigaretten uit opdiept. Tegelijk met de sigaretten komt ook een boek omhoog. Boran neemt het in zijn hand, zoals hij elk boek dat in zijn buurt ligt oppakt. Het is een pocket van Donna Tartt, 'De verborgen geschiedenis'.
De vrouw kijkt grijnzend in het rond, wat haar een beetje sinister maakt, met haar zwarte ooglapje. Ze zegt: 'Kijk, er staan hele interessante dingen in. Neem bijvoorbeeld dit: als je een moord wilt plegen, dan moet je het min of meer per ongeluk doen, zonder duidelijk vooropgezet plan.'
Ze pakt de pocket van Boran en begint te lezen op een bladzijde waarvan de hoek is omgevouwen: 'Kijk, dit zegt Henry, een van de hoofdpersonen, op pagina 320: Planning is beter dan toeval? Daar vergis je je in. Als we proberen de gebeurtenissen te precies te sturen, om via een logisch spoor op punt x uit te komen, kan het logische spoor ook vanaf punt x teruggevolgd worden. Rede valt altijd te herkennen voor een scherp oog. Maar geluk? Dat is onzichtbaar, grillig, etherisch.'
De grote vrouw kijkt het kringetje rond en wijst dan samenzweerderig naar Boran: 'Zie je wat ik bedoel? Niemand zal je verdenken als je min of meer per ongeluk een moord pleegt. Het is juist het beste wanneer je er zelf ook door wordt overvallen!'